De grote zaal
1. Primaire gegevens:
Titel: De grote zaal
Auteur: Jacoba van Velde
Jaar van uitgave: 1953
Aantal bladzijden: 126 bladzijden
Genre: Psychologische roman
2. Inhoud/ samenvatting:
Het boek begint als de 74-jarige Geertruida (Trui) van der Veen wakker wordt en niet weet waar ze is. De zuster zegt dat ze een attaque heeft gehad en dat ze in een rusthuis is. Trui kan niet meer goed lopen op haar been. Langzaam begint ze steeds meer dingen te herinneren.
De man van Trui, Willem, was gestorven tijdens de oorlog. Helena, de dochter van Trui en Willem, trouwde met de kunstenaar Jean en vertrok naar Parijs. Toen het slechter met Trui ging, zorgde Helena voor haar. Maar wanneer Trui een attaque kreeg, besefte Helena dat ze niet meer voor Trui kon zorgen. Trui moest naar het rusthuis in Nederland.
In het rusthuis is er een zitkamer, een kleine zaal en een grote zaal. Als je in de grote zaal lag betekende het dat het bijna afgelopen met je was. Trui lag in de kleine zaal met negen andere vrouwen. Er waren veel onenigheden en het was er saai, omdat er niks te doen was. Het enige waar Trui elke keer naar uitkeek waren de bezoekuren waar haar dochter Helena op bezoek kwam. Helena verbleef namelijk tijdelijk op de oude kamer van haar moeder. Ze wilde graag dat haar moeder in een beter tehuis kwam, maar helaas hadden ze daar niet genoeg geld voor.
Helena komt al vroeg in haar jeugd veel te weten over de zin van het leven en de dood. Als Helena er soms een uitspraak over deed, snapte haar moeder het niet en wilde ze er ook niet over nadenken. Nu Trui in het rusthuis ligt, begint ze de uitspraken steeds meer te begrijpen.
Naar verloop van tijd moet Helena weer terug naar Parijs naar haar man. Het afscheid tussen Trui en Helena was emotioneel. Trui beseft dat ze nu een eenzame oude vrouw is. Er gaan weken voorbij. Ze begint steeds meer pijnlijke steken in haar buik te krijgen en ze wordt in de grote zaal gelegd. Helena vertrekt meteen naar Nederland. Ze staat naast haar moeders bed als ze overlijdt.
3. De verdieping;
3.1 Tijdsverloop:
Het verhaal bevat vele kleine flashbacks, deze zijn er om het verhaal en de gedachten van Trui vorm te geven. Het zijn geen echte duidelijk aangegeven flashbacks die zich totaal afspelen in het verleden maar korte gedachtes van Trui die niets anders te doen heeft dan aan het verleden te denken. Het verhaal begint bij de dag dat mevrouw Van der Veen in het rusthuis wakker wordt en tot een aantal bladzijdes voor het einde leeft ze gewoon doelloos in dat verzorgingstehuis, dan komt de climax op de laatste paar bladzijdes en wanneer overlijdt ze.
3.2 Ruimte:
Het verhaal speelt zich dus af in een somber rusthuis. Geertruide verblijft hier samen met een aantal andere dames met alle dramatiek en intriges van dien. In het begin van het boek ligt Trui alleen maar in bed omdat ze niet kan lopen vanwege de attaque, ze hoort geluiden van de andere dames vanuit de zitkamer en ze maakt zich zorgen. Ze is bang om naar de zitkamer te gaan, ze blijft liever nog veilig in haar bed, aan de andere kant is ze ook wel erg benieuwd, ergens hoopt ze dat zodra ze naar de zitkamer mag ze zich minder eenzaam zal voelen. Ze komt echter van een koude kermis thuis. Zodra ze naar de zitkamer gaat, merkt ze dat het helemaal niet zo leuk is als het klonk en dat de dagen lang en eenzaam zijn, en de dames die er samen zitten mogen elkaar niet. Ze zit haar dagen uit en het enige wat ze wil is dat Helena op bezoek komt. Dan begint ze zich slechter te voelen en ze blijft steeds vaker in bed liggen. Hier begint ze zich steeds eenzamer te voelen. Tevens komt haar grote angst voor de dood steeds dichterbij, daarbij begint ze de uitspraken van Helena te begrijpen. Helena was al vroeg achter het onvriendelijke karakter van de mens gekomen. Uiteindelijk komt Trui toch terecht op de Grote Zaal, de zaal voor terminalen.
3.3 Wijze van vertellen:
In deel 1 is er een voortdurende afwisseling tussen twee vertellers: de- 74 jarige Trui van der Veen is in een verpleeghuis opgenomen en ze vertelt in de ik-vorm en in de o.t.t. wat ze er meemaakt. Er is echter een tweede vertelster Helena. Zij is de 38-jarige dochter van Trui en ze is overgekomen uit Parijs om haar moeder te bezoeken. Zij vertelt in 6 hoofdstukjes wat ze van de situatie vindt en ook wat ze van haar leven en het leven in het algemeen vindt. Helena vertelt ook in de ik-vorm en in de o.t.t., behalve wanneer ze het over het verleden heeft (de periode van de zondagsschool) Aan het einde van deel 1 vertrekt ze weer naar Parijs.
In deel 2 is Trui van der Veen de enige ik-vertelster van het verhaal. Helena zit namelijk in Parijs. Het gaat steeds slechter met de vertelster en aan het einde van dit deel wordt ze overgeplaatst naar de grote zaal.
In deel 3 is de vertelster Helena. Ze bezoekt haar moeder voor de laatste keer.
Zowel in deel 1 als in deel 2 worden door beide vertelster herinneringen (flashbacks) opgehaald. Maar de drie delen worden chronologisch ten opzicht van elkaar verteld.
Het verhaal begint met een opening in handeling (Trui wordt wakker op de zaal in een verpleegtehuis)
Het einde van de roman is gesloten: Trui sterft.
3.4 Thema:
De laatste dagen van Trui van der Veen geven heel illustratief de thematiek van deze kleine roman weer. Het verhaal gaat over existentiële eenzaamheid van de mens en zijn angst voor de dood. In de tijd dat de roman werd geschreven (1953) was de invloed van het existentialisme in de literatuur vrij groot. Vooral in de Franse literatuur werden Jean Paul Sartre en Albert Camus bekend vanwege hun opvatting hierover. Centraal daarin staat de gedachte dat de mens per definitie een eenzaam schepsel is en vooral in de strijd tegen de dood een eenzaam schepsel is. Die gedachte zal Jacoba van Velde hebben meegekregen tijdens haar verblijf in Frankrijk.
Ze laat de ideeën van het existentialisme ook nadrukkelijk verkondigen door het personage van Helena die in de roman ook in Frankrijk verblijft.
3.5 Personages:
Geertruide van der Veen: Karakter: onzeker, cijfert zichzelf weg. Op haar privacy gesteld.
Helena (dochter): Ze woont in Parijs met haar man Jean. Karakter: jong volwassen, mensenkennis en zegt wat ze denkt.
mevrouw Blazer: die zelf ook in Parijs gewoond heeft en een luxe leven heeft geleid. Daarover vertelt ze graag tegen de andere vrouwen, die haar daarom niet goed kunnen uitstaan en haar een opschepper vinden.
3.6 Titel, ondertitel en motto:
Titel:
De grote zaal heeft een grote betekenis in het verhaal. De meeste die op de grote zaal lagen konden niks meer. Ze wachtten op hun dood. Uiteindelijk moest Mevrouw van der Veen ook naar deze zaal, wat voor haar heel moeilijk was, maar toch ook weer een verlossing.
Motto:
Geen motto
4. Keuzeopdracht:
De grote zaal: een meesterwerk
De grote zaal, geschreven door Jacoba van Velde, is gepubliceerd in 1953, maar beschrijft nog steeds de omstandigheden waarin ouderen leven zeer goed. Dit boek reflecteert ook op de eenzaamheid van ouderen, wat nog vaak een dilemma is waar niet over gesproken wordt. Jacoba van Velde zegt veel met weinig woorden, dit boek moet lezen worden door meerdere mensen. Dit boek is confronterend om te lezen, maar daarom moet het juist gelezen worden. Zo kan men iets doen aan de omstandigheden waarin ouderen zich bevinden. Misschien zullen mensen het anders aanpakken, nadat ze het boek gelezen hebben, misschien zullen zij meer doen voor ouderen. Het boek is een meesterwerk, dat is in ieder geval zeker.
Trouw, Hannah Graumans
Maak jouw eigen website met JouwWeb